Een watermeloen (met de Latijnse naam Citrullus lanatus, of Citrullus vulgarus) is een heerlijke vrucht die naast smakelijk ook zeer sappig én gezond is. Op warme dagen is de watermeloen een heerlijke, dorstlessende versnapering, dit komt omdat een watermeloen voor 95% uit water bestaat. Een watermeloen is het best dorstlessend indien hij gekoeld wordt gegeten.
Je zou wellicht verwachten dat de watermeloen familie is van de gewone meloen (Latijnse naam: Cucumis melo), maar dat is niet het geval, de watermeloen behoort tot de familie van de komkommer.
Geschiedenis van de watermeloen
Oorspronkelijk komt de watermeloen uit Afrika. Vooral in Zuid-Afrika is de vrucht inheems en in grote variëteit nog in het wild te vinden. De smakelijke vrucht heeft snel in allerlei delen van de wereld zijn intrede gedaan en op tal van plaatsen is gewerkt aan het verbeteren van de rassen. Zo worden watermeloenen ook bijvoorbeeld ook geteeld in Amerika, China en Japan, in verschillende vormen, kleuren en afmetingen. Bij ons is vooral de watermeloen bekend met het rode vruchtvlees, maar er bestaan ook exemplaren met groen of geel vruchtvlees.
Hoe gebruik je watermeloen?
Watermeloen is een frisse, dorstlessende vrucht. Toepassingen zijn dan ook te vinden in fruitsalades, ijs, nagerechten, in diverse dranken. In de tropen kan je veelal watermeloen sap krijgen als dorstlesser, dit is eenvoudig te maken door de watermeloen in de blender te doen. Denk er aan om het sap nog even te zeven om de pitten eruit te halen – een watermeloen heeft veel pitten (in sommige landen worden wedstrijden georganiseerd wie het verst de pitten van de watermeloen kan spugen). Maar natuurlijk is de watermeloen ook heerlijk om gewoon los van te snoepen. Hiervoor schil je de vrucht, en snijdt het vruchtvlees in kleine stukjes. Met een lepel, vork, of gewoon met je vingers pluk je een heerlijk stukje watermeloen uit een schaal.
Het kweken van de watermeloen
In Nederland vind je de watermeloen niet in het wild, daar is het hier te koud voor. Wel worden de watermeloenen in kassen geteeld – de teelt van de watermeloen is nagenoeg gelijk met die van de gewone meloen. Begin medio april met het opkweken van de watermeloen in de warme bak (of vensterbank) om er in de zomer van te kunnen genieten. Na een aantal weken (3/4) is het mogelijk om de kleine watermeloenplantjes uit te planten. Zorg ervoor dat de plantjes groot genoeg zijn, te kleine plantjes zullen zich niet verder ontwikkelen als ze te snel in ‘koude’ grond worden gezet. In tegenstelling tot de gewone meloen is het niet noodzakelijk om de watermeloen in te toppen. Zodra de bloemen beginnen te bloemen is het tijd om de kas/koude bak te luchten om bestuiving door insecten mogelijk te maken. Mocht dit lastig zijn kan je altijd proberen om dit met de hand te doen.
Oogsten van de watermeloen
In tegenstelling tot bij gewone meloenen is aan de buitenkant van de watermeloen niet te zijn of ze al rijp zijn. De schil van de watermeloen verkleurt niet en zal ook niet zacht worden als ze rijp zijn. In principe kan je een watermeloen 2 maanden na planten oogsten, maar dit kan per soort wel iets verschillen. Ouderwets gebruik om te kijken of de watermeloen al rijp is, is om zachtjes op de watermeloen te kloppen – hoe holler het geluid hoe rijper de watermeloen. Indien je het niet vertrouwd kan het beste de watermeloen nog 1-2 weken laten rijpen, watermeloenen worden namelijk niet snel overrijp.
Ziekten en ongedierte bij de watermeloen
Meloen is, zeker in ons klimaat, geen sterke plant en is dan ook gevoelig voor een aantal ziektes, schimmels en ongedierte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan spint, witte vlieg, grauwe schimmels, meeldauw, bacteriehartrot die veelvuldig bij meloen voorkomen. Tip om schimmels te voorkomen is om de watermeloen op een tegel of houten plank te leggen om te voorkomen dat de onderkant van de watermeloen aan de onderkant gaat rotten.